Rechtbank Gelderland oordeelt dat de ontvanger terecht invorderingsrente heeft berekend. Er is geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel.

Aan X is in 2015 een aanslag schenkbelasting opgelegd van € 473.130 met een uiterste betaaldatum van 12 januari 2016. Over de aanslag is tot aan de Hoge Raad geprocedeerd, maar dit heeft niet geleid tot vernietiging van de aanslag (zie V-N 2020/54.29.3 voor de zaak van de broer). De aanslag staat daarmee per 16 oktober 2020 onherroepelijk vast. Betaling van de aanslag heeft vervolgens in termijnen plaatsgevonden. Hierdoor is € 78.356 aan invorderingsrente berekend. Aan X's zus is een vergelijkbare aanslag opgelegd. Aan haar is halvering van de invorderingsrente toegezegd. Deze toezegging is later ingetrokken. De inspecteur hield zich echter aan de toezegging op grond van het vertrouwensbeginsel. In geschil is of de ontvanger terecht invorderingsrente heeft berekend en of X recht heeft op halvering van de invorderingsrente op basis van het gelijkheidsbeginsel.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat er geen sprake is van een begunstigend beleid of het oogmerk van begunstiging bij de ontvanger en dat de meerderheidsregel niet van toepassing is, aangezien slechts één vergelijkbaar geval bekend is. De ontvanger is niet verplicht een gemaakte fout voort te zetten. Daarnaast is niet aangetoond dat de ontvanger vooringenomen of onzorgvuldig heeft gehandeld. Het argument dat er geen rentevoordeel of -nadeel voor de staat of X is ontstaan, is niet relevant. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 28

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Schenk- en erfbelasting

Editie: 28 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

271

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen