Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv het jacht heeft geleverd op grond van art. 3 lid 1 onderdeel a Wet OB 1968. X bv maakt niet aannemelijk dat het jacht voorafgaand aan deze levering voor privédoeleinden aan het bedrijfsvermogen is onttrokken.

H houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. De bedrijfsactiviteiten van X bv bestaan uit de exploitatie van diverse horecagelegenheden. X bv leent € 950.000 aan A, een zakenrelatie. Hierbij wordt ten gunste van H hypotheek verleend op een motorjacht. A raakt in financiële problemen, waarop A het motorjacht aan X bv verkoopt voor € 400.000. Ter zake van de levering wordt aan X bv geen btw in rekening gebracht. In 2011 levert X bv het jacht voor € 330.000 aan H. In de akte van levering is opgenomen dat geen btw is verschuldigd, omdat er sprake is van een levering in de zin van art. 3 lid 3 onderdeel a Wet OB 1968. H verkoopt het jacht vervolgens door voor € 330.000. De inspecteur is van mening dat er sprake is van een belaste transactie en legt een btw-naheffingsaanslag op aan X bv. Tevens legt hij een boete op. X bv stelt dat zij eerst een onttrekking in de zin van art. 3 lid 3 onderdeel a Wet OB 1968 heeft verricht en vervolgens een onbelaste levering op grond van art. 3 lid 1 Wet OB 1968.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv het jacht heeft geleverd op grond van art. 3 lid 1 onderdeel a Wet OB 1968. Volgens de rechtbank maakt X bv namelijk niet aannemelijk dat het jacht voorafgaand aan deze levering voor privédoeleinden aan het bedrijfsvermogen is onttrokken. De btw-naheffingsaanslag blijft in stand. Omdat er volgens de rechtbank sprake is van een pleitbaar standpunt, wordt de boete vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 22 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen