De heer X is in maatschapverband actief als kaakchirurg. Over 2000 is aanvankelijk een ambtshalve ib/pvv-aanslag aan hem opgelegd. Naar aanleiding van de eind 2003 alsnog ingediende aangifte, is een navordering gevolgd. De gemachtigde van X stelt dat hij door cumulatie van boekenonderzoeken tijdgebrek had en dat de inspecteur niet op zijn uitstelverzoeken reageerde. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de vereiste aangifte niet is gedaan, zodat de bewijslast moet worden omgekeerd. X stelt in hoger beroep dat in 2000 zijn aandeel in de maatschap vanwege gezondheidsproblemen door uitkoop is beperkt tot circa 15%, maar dat het altijd de bedoeling was om later weer uit te breiden, zoals uiteindelijk ook in 2004 is geschied.
Hof Amsterdam oordeelt dat X de in 2000 gerealiseerde stakingswinst niet in een vervangingsreserve kan onderbrengen. Met de herinvestering in 2004 maakt X niet aannemelijk dat hij op 31 december 2000 een vervangingsvoornemen had. De inspecteur stelt met succes dat de gezondheid van X eind 2000 zo slecht was dat het toen niet aannemelijk was dat X in de toekomst weer meer zou kunnen gaan werken. Het beroep van X is slechts gegrond, aangezien het huurwaardeforfait voor de tweede woning in Zwitserland uitsluitend kan worden toegepast over de maanden waarin de woning niet aan derden is verhuurd.