De vrijheid van vestiging verzet zich er niet tegen dat bij de toepassing van de generieke renteaftrekbeperking op een Nederlandse bv met een in een andere lidstaat gevestigde dochter de buitenlandse winst van die dochter niet in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de gecorrigeerde winst. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep IBR VPB & winst.

X bv is gevestigd in Nederland en heeft alle aandelen in dochter Y, gevestigd in lidstaat B. Y is een winstgevende vennootschap zonder vaste inrichting in Nederland. De door X bv betaalde rente wordt in aftrek beperkt door toepassing van de generieke renteaftrekbeperking (art. 15b Wet VPB 1969). Bij de berekening van de gecorrigeerde winst wordt geen rekening gehouden met de winst van Y. Als Y in Nederland was gevestigd had X bv met Y een fiscale eenheid kunnen vormen. In dat geval zou X bv bij de berekening van de gecorrigeerde winst ook de Nederlandse winst van Y in aanmerking nemen. Bij de bepaling van de gecorrigeerde winst voor de toepassing van art. 15b Wet VPB 1969 wordt geen rekening gehouden met de (buitenlandse) winst van Y. De vrijheid van vestiging verzet zich hier dus niet tegen. Het oordeel van het EVA-Hof in de zaak PRA Group Europe AS van 1 juni 2022, nr. E-3/21, V-N 2022/27.12, leidt niet tot een ander standpunt.

Lees ook het thema Generieke renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting.

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15b

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 7 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

332

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen