De Kennisgroep IBR/IB niet-winst/LB/PH aanslag stelt dat voor bepaling van het toetsloon excessieve vertrekvergoeding van een buitenlandse bestuurder moet worden uitgegaan van het volledige loon.

De aanleiding voor dit kennisgroepstandpunt betreft een buitenlandse bestuurder die werkzaam is voor een in Nederland gevestigd lichaam. De bestuurder verricht zijn bestuurswerkzaamheden zowel in een Nederland als in zijn woonland. Op een gegeven moment ontvangt de bestuurder een excessieve vertrekvergoeding ex art. 32bb Wet LB 1964. Naar aanleiding van deze casus is aan de kennisgroep de vraag gesteld of voor de bepaling van het toetsloon ex van art. 32bb Wet LB 1964 moet worden uitgegaan van het volledige loon op basis van art. 10 Wet LB 1964. Volgens de kennisgroep IBR/IB niet-winst/LB/PH aanslag moet voor bepaling van het toetsloon excessieve vertrekvergoeding van een buitenlandse bestuurder worden uitgegaan van het volledige loon, omdat de uitzonderingsbepalingen van art. 2 lid 3, 4 en 5 niet van gelden voor bestuurders van een in Nederland gevestigd lichaam. Doordat de uitzonderingsbepalingen niet van toepassing zijn moet het volledige loon in de zin van art. 10 Wet LB 1964 in aanmerking worden genomen voor de bepaling van het toetsloon in art. 32bb Wet LB 1964.

Lees ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever.

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 10

Wet op de loonbelasting 1964 32bb

[Nieuwsbron]

Rubriek: Loonbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 27 november

Informatiesoort: VN Vandaag

177

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen