Belanghebbende (X bv) exploiteert het schip Z voor bewakingswerkzaamheden voor de offshore-industrie. Met Z worden met name stand-bywerkzaamheden verricht. Belanghebbende verzoekt de inspecteur om vanaf 2008 de door haar behaalde winst uit zeescheepvaart te bepalen aan de hand van het tonnageregime. Volgens belanghebbende is het tonnageregime ook van toepassing als alleen stand-bywerkzaamheden worden verricht. Belanghebbende verwijst hierbij naar de wetsgeschiedenis. Het is volgens belanghebbende niet nodig dat stand-byschepen een vervoersfunctie hebben. De inspecteur is het daar niet mee eens. Verder beroept belanghebbende zich op het gelijkheidsbeginsel.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het voor toepassing van het tonnageregime van belang is dat een schip vervoersactiviteiten verricht. De rechtbank verwerpt de stelling van belanghebbende dat het vervoersvereiste niet geldt voor stand-byschepen. Ook verwerpt de rechtbank de stelling van belanghebbende dat zij een vervoersfunctie heeft. De rechtbank honoreert wel belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel. Volgens de rechtbank is in de meerderheid van de met belanghebbende vergelijkbare gevallen namelijk een juiste wetstoepassing achterwege gebleven. De rechtbank merkt de door belanghebbende aangedragen gevallen als gelijke gevallen aan mede omdat de inspecteur heeft toegegeven dat in het verleden niet zo kritisch werd gekeken of schepen als Z wel kwalificeerden. Belanghebbende heeft recht op toepassing van het tonnageregime.