Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat er sprake is van onzakelijke leningen. Er is namelijk geen sprake van een ‘at arm’s length’-rente en de fiscale resultaten en het eigen vermogen van de gelieerde vennootschap zijn negatief.
A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv, en E bv. X bv houdt de aandelen in F bv en G bv. X bv handelt, via F bv en G bv, in diervoeder. E bv en haar dochtervennootschappen produceren diervoeder. Omdat de resultaten van E bv tegenvallen, dringt de bank aan op maatregelen. Een van deze maatregelen is dat X bv een achtergestelde lening van € 2,5 mln verstrekt aan E bv. Medio 2012 verstrekt X deze lening. Eind 2012 verstrekt X nog een lening, van € 350.000. In haar VPB-aangifte 2013 waardeert X bv deze vorderingen af naar nihil. De inspecteur accepteert de afwaarderingen niet, omdat er in zijn ogen sprake is van onzakelijke leningen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat er sprake is van onzakelijke leningen. Hierbij stelt de rechtbank vast dat er geen sprake is van een ‘at arm’s length’-rente, en dat sprake is van negatieve fiscale resultaten en een negatief eigen vermogen van de gelieerde vennootschap. Ook is volgens de rechtbank van belang dat de bank een forse vordering heeft op E bv (van € 27 mln) en dat geen zekerheden meer zijn in te winnen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook de thema's Verrekenprijsregels en De onzakelijke lening
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 6 februari