De Hoge Raad oordeelt dat Hof 's-Gravenhage de Minister van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid had moeten stellen als partij aan het geding deel te nemen. Het hof heeft zonder dit te doen de Staat veroordeeld tot vergoeding van door X geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling van de zaak door de rechter. Dit is niet juist.

Belanghebbende, X, is het niet eens met een groot aantal aan hem opgelegde (navorderings)aanslagen IB/PVV die hem zijn opgelegd in het kader van het Rekeningenproject. Hof 's-Gravenhage verklaart het hoger beroep van X gegrond en veroordeelt de Staat tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn door de rechter.

De Hoge Raad oordeelt dat Hof 's-Gravenhage de Minister van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid had moeten stellen als partij aan het geding deel te nemen. Het hof heeft zonder dit te doen de Staat veroordeeld tot vergoeding van door X geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling van de zaak door de rechter. Dit is niet juist (zie onder meer HR 7 juni 2013, nr. 12/03118, BNB 2013/176). Het middel van de staatssecretaris slaagt. De zaak wordt verwezen naar Hof Amsterdam.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 31 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen