Belanghebbende, X, heeft van 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2009 van zijn werkgever voor zakelijke doeleinden een auto tot zijn beschikking. X heeft daarvoor een `verklaring geen privégebruik'. De werkgever heeft de forfaitaire bijtelling van het voordeel van het privé-gebruik vervolgens achterwege gelaten. De inspecteur constateert echter dat de rittenregistratie van X gebreken vertoont. Gevolg zijn de in geschil zijnde naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen met boeten van (na bezwaar) 25%. De rechtbank verklaart de door X ingestelde beroepen ongegrond. X komt in hoger beroep.
Hof Amsterdam overweegt dat een belanghebbende met elk bewijsmiddel kan doen blijken dat de hem ter beschikking gestelde auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. X heeft dit volgens het hof met de overgelegde rittenregistratie en verklaringen niet doen blijken. X heeft slechts zakelijk ritten in de rittenregistratie verwerkt en privéritten daarin niet opgenomen. De rittenregistratie is onbetrouwbaar en oncontroleerbaar. Het van X verlangde overtuigende bewijs met betrekking tot het werkelijk (privé) gebruik van de auto ontbreekt. De boeten van 25% zijn passend en geboden. Er is sprake van grove schuld. Omdat de inspecteur zich op de zitting van het hof op het standpunt heeft gesteld dat de catalogusprijs van de auto lager is dan waarbij hij bij het opleggen van de naheffingsaanslagen is uitgegaan worden deze aanslagen (en de vergrijpboeten) verminderd. In die zin zijn de hoger beroepen gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Amsterdam