Rechtbank Den Haag oordeelt dat X de accijnsgoederen voorhanden heeft gehad en terecht als belastingplichtige voor de Wet accijns is aangemerkt. Dat X zijn verklaringen tegenover de FIOD ter zitting heeft ingetrokken, acht de rechtbank niet van belang.

Uit een onderzoek van de FIOD naar accijnsfraude met Hantsynth (een designer fuel) komt naar voren dat belanghebbende, X, als vrachtwagenchauffeur, ladingen Hantsynth heeft vervoerd van België naar Nederland. Naar aanleiding van de bevindingen uit het onderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat X gasolie voorhanden heeft gehad zonder dat daarover accijns is geheven. Hij legt vervolgens een naheffingsaanslag accijns van € 470.000 op aan X over de periode 31 mei 2016 - 30 september 2016. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X de accijnsgoederen voorhanden heeft gehad en terecht als belastingplichtige voor de Wet accijns is aangemerkt. Dat X zijn verklaringen tegenover de FIOD ter zitting heeft ingetrokken, acht de rechtbank niet van belang. Het is aannemelijk dat X als chauffeur van de vrachtwagen alle transporten waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, heeft uitgevoerd. De stelling van X dat de inspecteur de naheffingsaanslag aan zijn werkgeefster, A bv, had moeten opleggen wordt verworpen. X is namelijk aandeelhouder/bestuurder van A bv. Hetzelfde lot treft de stelling van X dat het verkeerde tarief is toegepast. Nu het door X vervoerde product voor 68% uit diesel bestaat, is diesel het hoofdbestanddeel. Het meest vergelijkbare product is dan gasolie, zodat de inspecteur bij het vaststellen van de naheffingsaanslag terecht is uitgegaan van het tarief voor gasolie. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de accijns 28

Wet op de accijns 25

Wet op de accijns 2

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Accijns en verbruiksbelastingen, Strafrecht

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 2 januari

95

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen