Belanghebbende, X, en zijn broer (Y) exploiteren in vennootschapsverband een garage. In 1998 geeft de gemeente, voor de duur van 30 jaar, grond in erfpacht uit aan de vof. Tevens wordt een recht van opstal gevestigd. De vof laat in 1998 opstallen op de in erfpacht gegeven grond bouwen. Per 1 januari 2002 treedt Y uit de vof en zet X de onderneming voort. Hij wordt hierdoor in economische zin voor het geheel gerechtigd tot het erfpacht- en opstalrecht. Volgens de inspecteur is over deze economische verkrijging overdrachtsbelasting verschuldigd. Hij legt daarom een naheffingsaanslag aan X op. In geschil is de waarde.
Hof Amsterdam is van oordeel dat het erfpachtrecht geen waarde heeft, nu het door de gemeente onder zakelijke voorwaarden is uitgegeven. Deze nihil-waarde van het erfpachtrecht moet volgens het hof worden vermeerderd met de waarde van de canon. Over de waarde van het opstalrecht merkt het hof op dat deze wordt bepaald door de daaruit voortvloeiende rechten op de opstallen. Volgens het hof moet bij het bepalen van de waarde van het opstalrecht rekening worden gehouden met de bepaling dat de gemeente bij het einde van de erfpacht geen vergoeding is verschuldigd voor de waarde van de nog aanwezige gebouwen. De waarde moet daarom volgens het hof worden bepaald met als uitgangspunt de stichtingskosten. Het hof vermindert de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 2
Wet op belastingen van rechtsverkeer 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 2 november