De heer X dient eind december 2009 een "verklaring buitenlands vermogen" in bij de Belastingdienst. Hierin verklaart X gerechtigd te zijn geweest tot een bankrekening in Zwitserland. In geschil zijn diverse eind 2010 aan X opgelegde navorderingsaanslagen, die deels met behulp van de verlangde navorderingstermijn van twaalf jaar tot stand zijn gekomen. De aanslagen zijn gebaseerd op de informatie die X in maart 2010 heeft aangeleverd. De rekening stond op naam van X en zijn in 2009 overleden moeder, doch X stelt dat hij de enige gerechtigde was. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X zich terecht beroept op het EU-evenredigheidsbeginsel ondanks dat Zwitserland slechts een derde land is. Het aanhouden van banktegoeden valt namelijk onder art. 56 EG-verdrag over het vrij verkeer van kapitaal en dit artikel heeft ook betrekking op derde landen. De inspecteur kan de stelling van X dat hij ruim een half jaar heeft "stilgezeten" niet goed weerleggen. De inspecteur stelt vergeefs dat onderzoek nodig was naar onder meer de herkomst van het geld, de oude aangiften van X en hoe het overlijden van de moeder fiscaal is verwerkt. De aanslagen over 1998 en 1999 worden vernietigd. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Haarlem
Editie: 2 november