De Hoge Raad oordeelt dat Nederland het kapitaalverkeer met de Nederlandse Antillen mag beperken. De Hoge Raad wijst hierbij op het arrest van het HvJ EU.

TBG Holding nv houdt de aandelen in Hollandsch-Amerikaansche Beleggingsmaatschappij Holland-American Investment Corporation nv. TBG is naar het recht van de Nederlandse Antillen opgericht en op de Nederlandse Antillen gevestigd. TBG en HAIC functioneren als holding en tussenholding van het internationale D-concern. HAIC stelt op 1 september 2006 een dividend van ruim € 376,3 mln beschikbaar aan TBG. Op grond van art. 11 lid 3 BRK wordt hierop ruim € 31,2 mln aan dividendbelasting ingehouden en afgedragen. Volgens HAIC is de wettelijke plicht tot inhouding en afdracht van de dividendbelasting in strijd met de in het EG-verdrag gewaarborgde verkeersvrijheden.

Rechtbank Haarlem beslist dat de Nederlandse Antillen niet zijn aan te merken als een ‘andere lidstaat' in de zin van art. 43 en art. 56 EG-verdrag, en dat er geen sprake is van een intracommunautaire situatie. HAIC kan zich dan niet beroepen op de vrijheid van vestiging. Vervolgens beslist de rechtbank dat het beroep op de vrijheid van kapitaalverkeer ook niet kan slagen. De heffing is niet in strijd met het EG-recht. Het gelijk is aan de inspecteur. Hof Amsterdam bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld. De Hoge Raad wil onder andere weten of de eigen LGO voor de toepassing van art. 56 EG-verdrag als derde staat kan worden aangemerkt zodat voor kapitaalverkeer tussen een lidstaat en de eigen LGO een beroep kan worden gedaan op art. 56 EG-verdrag. Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat het niet in strijd met het EG-recht is dat Nederland het kapitaalverkeer tussen Nederland en zijn eigen land en gebied overzee beperkt via een belastingmaatregel. Het HvJ EU merkt nog wel op dat hiermee dan wel de doelstelling van bestrijding van belastingontduiking daadwerkelijk en evenredig moet worden nagestreefd.

De Hoge Raad oordeelt dat de doelstelling van bestrijding van belastingontduiking daadwerkelijk en evenredig wordt nagestreefd. Volgens de Hoge Raad worden de Nederlandse Antillen namelijk, met het sinds 2002 geldende bronbelastingtarief van 8,3 percent van art. 11 lid 3 derde volzin onderdeel a BRK, ontdaan van het imago van belastingparadijs. Ook wordt volgens de Hoge Raad de bestaande effectieve belastingdruk gehandhaafd op deelnemingsdividenden op dividenden die vanuit Nederland naar de Nederlandse Antillen worden uitgekeerd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van TBG ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 4a

Wet op de dividendbelasting 1965 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Dividendbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 februari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen