Belanghebbende, de heer X, woont in België en is automatiseringsdeskundige. Samen met zijn zoon is X houder van alle aandelen in de Belgische B bvba. Sinds 2008 werkt X via B bvba voor de Nederlandse A nv. In overleg met het coördinatiepunt internationale beschikbaarstelling arbeidskrachten (CIBA)-team van de Nederlandse Belastingdienst is afgesproken dat de werkzaamheden van X via B bvba verloond worden en dat afdracht van loonheffing in Nederland plaatsvindt. X heeft in 2009 een brutosalaris van € 81.412. Hierop is € 31.079 aan loonheffing ingehouden en afgedragen. X dient eind 2010 een door hem ondertekende voorblad van de papieren IB-aangifte over 2009 in. X stelt in een aparte brief dat hij niet belasting- en premieplichtig is in Nederland en verzoekt om teruggaaf van de ingehouden loonheffing. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur verplicht is om een IB-aanslag over 2009 aan X op te leggen. De inspecteur stelt vergeefs dat X geen aangifte heeft ingediend. In het onderhavige geval waarbij X als niet-inwoner alleen het voorblad van het aangiftebiljet invult en in een afzonderlijke brief toelicht waarom hij meent niet belasting- en premiplichtig te zijn in Nederland, kan X niet worden verweten dat hij nalatig is bij het doen van aangifte. Ondanks dat de door X ingediende stukken niet verwerkt kunnen worden in het digitale aangiftesysteem van de Belastingdienst, is sprake van een ingediende aangifte. Alsdan is niet in geschil dat de inspecteur een aanslag had moeten opleggen, ook al is de termijn voor het opleggen van een aanslag reeds verstreken. De inspecteur moet de aanslag alsnog binnen vier weken opleggen. De inspecteur verbeurt een dwangsom van € 100 voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 10.000. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 9.4
Algemene wet inzake rijksbelastingen 8