Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de vermindering van art. 10, tweede lid, Wet BPM 1992 moet worden berekend door de "inkoopwaarde handel" af te zetten tegen de historische nieuwprijs (consumentenprijs).

X bv doet in 2010 bpm-aangifte voor een gebruikte personenauto met een datum van eerste toelating uit 2008. De Nederlandse consumenten nieuwprijs van de auto was € 116.608 en de bruto bpm € 31.347. X bv gaat aan de hand van de X-Ray koerslijst uit van een inkoopwaarde van de auto in Nederland ten tijde van de registratie op € 44.584. In geschil is of X bv terecht € 13.688 aan bpm heeft voldaan.

Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de vermindering van art. 10, tweede lid, Wet BPM 1992 moet worden berekend door de "inkoopwaarde handel" af te zetten tegen de historische nieuwprijs (consumentenprijs). Op die wijze wordt namelijk recht gedaan aan het bepaalde in artikel 110 VWEU. Anders drukt namelijk op een ingevoerde auto meer bpm dan de bpm die rust op een vergelijkbare auto die reeds is geregistreerd in Nederland. Het beroep van X is gegrond en de verschuldigde bpm wordt vastgesteld € 11.994. Aangezien X bv van haar gemachtigde een factuur voor de onderhavige procedure zal krijgen die gelijk is aan de proceskostenvergoeding, kan in het midden blijven of de inspecteur een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat hij moet worden veroordeeld tot vergoeding van de integrale proceskosten. De behandeling in beroep is namelijk beperkt tot geschillen waarbij X bv een rechtstreeks belang heeft.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Leeuwarden

6

Gerelateerde artikelen