In deze nota van wijziging worden enkele inhoudelijke wijzigingen en het herstel van enkele technische omissies voorgesteld.
Op grond van de in het wetsvoorstel voorgestelde regeling voor ex-partners van een gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag bedraagt de forfaitaire compensatie voor een ex-partner van een gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag € 10.000. Het is mogelijk dat iemand in relatie tot meerdere aanvragers van een kinderopvangtoeslag kwalificeert als ex-partner. Zonder nadere regels zou deze persoon meerdere keren de compensatie van € 10.000 kunnen ontvangen. Dit is niet de bedoeling. Daarom wordt in deze nota van wijziging voorgesteld dit te voorkomen door te regelen dat men eenmaal in aanmerking kan komen voor het bedrag van € 10.000.
Indien er in relatie tot verschillende gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag schade is bij de ex-partner, wordt dit voor zover de schade meer bedraagt dan dit bedrag meegenomen in de berekening van de aanvullende compensatie voor de aanvullende werkelijke schade.
Verder ontbreekt in het wetsvoorstel op dit moment een bepaling met betrekking tot de wijze van uitbetaling en de mogelijkheid van uitstel van uitbetaling van een voorziening als bedoeld in art. 2.9a of 2.9b Wht of een tegemoetkoming als bedoeld in art. 2.14f Wht aan respectievelijk nabestaanden van een overleden aanvrager van kinderopvangtoeslag en nabestaanden van een overleden kind. Voorgesteld wordt nu om te regelen dat deze nabestaanden kunnen verzoeken om uitstel van betaling tot maximaal een jaar na de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de voorziening of de tegemoetkoming. Voor ex-partners is in het wetsvoorstel de mogelijkheid opgenomen om tot uitstel van betaling te verzoeken, maar daar is geen maximale termijn aan gekoppeld. Voor deze groep wordt voorgesteld dat uitstel eveneens te beperken tot een jaar na de dagtekening van de beschikking tot toekenning (van de compensatie).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Toeslagen en zorgverzekeringswet
Regelgevende instantie: Staten-Generaal
Editie: 26 mei