Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig een brief aan X heeft gestuurd waarin hij de beslistermijn heeft verlengd. De ingebrekestelling door X is prematuur, zodat hij geen recht heeft op een dwangsom en zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is.

Belanghebbende, X, komt in bezwaar tegen een WOZ-beschikking. Vervolgens stelt hij beroep in tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig een brief aan X heeft gestuurd waarin hij de beslistermijn heeft verlengd. De ingebrekestelling door X is prematuur, zodat hij geen recht heeft op een dwangsom en zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt verder dat de hoorplicht niet meer geldt als het bestuursorgaan volledig tegemoet komt aan de bezwaren van een belanghebbende. Dat is hier het geval doordat de aanslagen in bezwaar zijn verminderd. Dat er nog geschil bestond over de hoogte van de kostenvergoeding in bezwaar, is voor de hoorplicht niet relevant. Het bezwaar kan zich alleen richten tegen het primaire besluit, omdat de beslissing over de kostenvergoeding op dat moment nog niet was genomen (Hof Den Haag 27 november 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3478, V-N Vandaag 2018/2826). Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 236

Algemene wet bestuursrecht 7:10

Algemene wet bestuursrecht 6:12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 21 maart

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen