Rechtbank Den Haag oordeelt dat sprake is van een schenking van 'hand tot hand' waarover schenkbelasting is verschuldigd. Er is namelijk ook sprake van 'overlevering' als bedoeld in (oud) art. 7a:1724 BW als een bankrekening op een andere naam wordt gezet.

Mevrouw X is enig kind van haar ouders, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Haar vader is overleden in 1999 en haar moeder in 2006. X was enig erfgenaam van haar vader onder de last van het vruchtgebruik ten behoeve van haar moeder. In 2014 doet X een inkeerverzoek voor een bankrekening bij Credit Suisse Bank in Zwitserland. Uit de bijgevoegde stukken blijkt dat de rekening op 5 mei 1999 op naam van X is geopend of op haar naam is gezet. Het saldo op dat moment wordt door partijen geschat op € 1.514.540. Volgens de inspecteur is dat vermogen toen door de moeder aan X geschonken. In geschil is de navorderingsaanslag voor het recht van schenking van € 204.792.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat op 5 mei 1999 sprake is van een schenking van 'hand tot hand' waarover schenkbelasting is verschuldigd. Er is namelijk ook sprake van 'overlevering' als bedoeld in (oud) art. 7a:1724 BW als een bankrekening op een andere naam wordt gezet (zie HR 3 oktober 1990, nr. 26.726, V-N 1991/2859.30). X stelt vergeefs dat de schenking al in het voorjaar van 1998 heeft plaatsgevonden. Deze stelling is namelijk niet met enig bewijs onderbouwd. Het beroep van X is ongegrond.

Zie ook de thema's Navordering en Inkeerregeling.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 21 maart

Carrousel: Carrousel

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen