Hof Den Haag oordeelt dat de controle van de aangiften IB niet plaatsvindt op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat de aanslagen moeten worden vernietigd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X claimt in haar IB-aangiften 2015 en 2016 aftrek aan alimentatiekosten, zorgkosten en rente over een flexibel krediet als eigenwoningrente. Als de inspecteur de aftrekposten weigert, gaat X in beroep en stelt dat de inspecteur onrechtmatig handelt door haar aangiften te onderzoeken.

Hof Den Haag (V-N 2022/27.1.6) volgt de verklaring van de inspecteur dat na de correctie van de aangifte IB 2013 de persoonsgegevens van X (naam, adres, BSN-nummer) zijn verwerkt in de databank Fraude Signaleringsvoorziening (FSV). Hierdoor zijn de aangiften IB in opvolgende jaren uitgeworpen voor controle. Die controle heeft niet plaatsgevonden op basis van een criterium dat jegens X leidt tot schending van een grondrecht zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging, maar naar aanleiding van de onjuistheid van de aangifte IB 2013. De controle vindt niet plaats op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat de aanslagen moeten worden vernietigd. Ook de opname in de databank FSV is geen reden voor verlaging of vernietiging van de aanslagen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 februari

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen