Belanghebbende, X, en zijn partner Y en twee kinderen wonen in een bungalow. In 2003 worden X en Y werkeloos, waarbij X voorheen werkte als accountmanager en Y als Officemanager. De inspecteur stelt een boekenonderzoek in naar de privé-inkomsten van X en Y; de vele contante stortingen en een lening uit de familiekring hebben zijn aandacht getrokken. Naar aanleiding van de bevindingen uit het onderzoek corrigeert hij de aangiften. Voor zijn correcties neemt hij als uitgangpunt het contant aanwezige geld per 1 januari 2002 en kijkt vervolgens hoeveel geld er overblijft als het saldo van de contante opnamen en de extra privé-uitgaven in mindering wordt gebracht op het saldo van de contante stortingen. Het restant neemt hij voor de helft bij X en voor de helft bij Y in aanmerking als resultaat uit overige werkzaamheden, omdat informatie ontbreekt over wie de arbeid heeft verricht. X tekent beroep aan tegen de aanslagen IB 2005, 2006 en 2007.
Rechtbank Arnhem verklaart het beroep tegen de aanslag IB 2005 niet-ontvankelijk omdat het te laat is ingediend. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd, omdat X niet voldoet aan zijn informatieverplichting. De rechtbank vindt dat de inspecteur X en Y terecht bevraagt om te weten te komen waarvan X en Y in de bewuste jaren van leven en of inkomsten niet zijn verantwoord in de aangifte. De rechtbank concludeert dat de contante stortingen niet kunnen worden verklaard door contant aanwezig spaargeld en leningen van de familie en vindt het daarom aannemelijk dat de stortingen (deels) kwalificeren als betalingen voor door X en of Y verrichte arbeid. De aanslagen berusten volgens de rechtbank op een redelijke schatting. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond, maar vernietigt wel de boete voor 2006 omdat de inspecteur opzet niet aannemelijk maakt.