De heer X stuurt eind 2007 een verklaring "vrijwillige verbetering buitenlands vermogen" over sinds 1980 in Zwitserland aangehouden vermogen naar de Belastingdienst. Op 18 december 2009 is de verklaring ontvangen door de Belastingdienst. Nog dezelfde dag is telefonisch contact gezocht door een medewerker van de Belastingdienst om met X afspraken te maken over termijnverlenging voor het opleggen van navorderingsaanslagen over 1997 en 1998. Op 21 december 2009 wordt de ib/pvv-aanslag over 2007 door een andere medewerker van de Belastingdienst intern conform de de op 16 februari 2009 ingediende aangifte geregeld. Op 6 februari 2010 wordt deze aanslag verzonden aan X. In geschil is of X zich terecht verzet tegen de latere navorderingsaanslag over 2007.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat X te kwader trouw is, omdat hij bij het doen van de aangifte opzettelijk buitenlands vermogen had verzwegen. X stelt vergeefs dat de verklaring vrijwillige verbetering als een aanvulling op de aangifte moet worden beschouwd. Nadien bleek namelijk dat X ook nog over een Oostenrijkse bankrekening beschikte. Er kan dus in het midden blijven of door een aanvulling op de aangifte kwade trouw alsnog kan worden opgeheven. De inspecteur heeft terecht nagevorderd conform de uitkomsten van de bespreking met X. Het beroep van X is ongegrond.