De heer X ontvangt in november 2008 een eenmalige uitkering uit een lijfrente. In verband hiermee verzoekt X om een voorlopige aanslag. Ondanks dat X de aanslag van € 244.142 vrijwel direct betaalt, krijgt hij desondanks tevens een beschikking heffingsrente ad € 3.993. In geschil is of dat terecht is. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep van X niet-ontvankelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur de brief van X waarin deze protesteert tegen de uitspraak op bezwaar als (tijdig) beroepschrift had moeten doorzenden naar de rechtbank. De inspecteur heeft ten onrechte het latere "herhaalde pro forma bezwaar" van X als zodanig aangemerkt. De niet-ontvankelijkverklaring is dus niet terecht. De heffingsrente is evenwel terecht berekend over het tijdvak van 1 juli 2008 tot 24 november 2008, ook al kon X over de uitkering geen rendement behalen. De wetgever heeft deze onevenwichtigheid uitdrukkelijk onder ogen gezien en deze om uitvoeringstechnische redenen aanvaardbaar geacht. Het is niet aan de rechter om deze keuze op billijkheid te toetsen. Het beroep van X is ongegrond.