X heeft geen recht op middelingsteruggaaf en op dwangsommen wegens het te laat beslissen op het bezwaar tegen het niet verlenen van middelingsteruggaaf. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X verzoekt om middeling voor de kalenderjaren 2012 tot en met 2014. Na een maand vraagt X om de status van haar verzoek. Vlak daarna beslist de inspecteur afwijzend. Veel later stuurt de inspecteur een ontvangstbevestiging van het middelingsverzoek en beslist daarop (nogmaals) negatief. X komt nu (wel) in bezwaar. Tegen een afwijzing van een (ander) verzoek om ambtshalve vermindering 2014 komt X vlak hierna ook in bezwaar. Met verwijzing naar dat laatste bezwaarschrift en als omschrijving “bezwaar tegen afwijzing middeling” vraagt X om een dwangsom wegens niet-tijdig beslissen. Tegen de uitspraak inzake de middeling en de weigering van een dwangsom komt X in (hoger) beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/35.1.2) oordeelt dat het opvragen van de status geen ingebrekestelling is. Die ingebrekestelling was ook nog niet mogelijk, omdat het verzoek er toen pas een maand lag. De latere dwangsomaanvraag is evenmin een geldige ingebrekestelling. Zo verwijst het niet naar het bewuste middelingsverzoek en is het te snel ingediend. Verder is de inspecteur uitgegaan van de juiste inkomens. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.154
Algemene wet bestuursrecht 6:12
Algemene wet bestuursrecht 4:17