Rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeelt de inspecteur tot het betalen van € 990 aan proceskosten voor de beroepsfase. Verder heeft X ook recht op een vergoeding van € 990 voor het indienen van schriftelijke opmerkingen in verband met de prejudiciële procedure.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. A bv houdt de aandelen in B bv. In 1997 heeft X zijn onderneming in de bv-structuur ingebracht. Hij heeft daarbij een gerichte lijfrente bedongen. Verder heeft X een pensioen bij A bv bedongen. Eind 2014 emigreert X naar Frankrijk. De inspecteur legt daarom een conserverende aanslag op aan X voor de pensioenaanspraken en de lijfrenteaanspraken. In geschil is of het opleggen van de conserverende aanslag in strijd is met het Belastingverdrag Nederland-Frankrijk. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad stelt X deels in het gelijk. De inspecteur komt X tegemoet. X trekt daarop het beroep in en verzoekt de rechtbank om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeelt de inspecteur tot het betalen van € 990 aan proceskosten voor de beroepsfase. Alhoewel X daar niet om heeft verzocht, kent de rechtbank vervolgens ook nog een vergoeding van € 990 toe aan X voor het indienen van schriftelijke opmerkingen in verband met de prejudiciële procedure. De rechtbank merkt daarbij op dat de prejudiciële procedure pas later als één van de mogelijkheden aan de orde is gesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 9 oktober

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen