Rechtbank Breda oordeelt dat de aansprakelijkstelling terecht is ondanks dat de betreffende voordelen ook gewoon in de ib-sfeer bij de oud-CEO belast hadden kunnen worden.

De heer X is in de periode 1993-2001 werkzaam als Chief Executive Officer (CEO) bij zijn werkgever. Aan X worden vanaf 1995 opties toegekend. Deze vervallen met terugwerkende kracht als de aan het betreffende jaar gekoppelde target niet wordt behaald. Bij alle optiecontracten horen leenovereenkomsten. De voor de opties te betalen premies worden namelijk geheel of gedeeltelijk geleend van de werkgever. De werkgever gaat in 2001 failliet. In geschil is of X door de ontvanger terecht voor € 2.176.821 aansprakelijk is gesteld voor de door de werkgever te zijnen aanzien niet ingehouden loonheffing.

Rechtbank Breda oordeelt dat de aansprakelijkstelling terecht is ondanks dat de betreffende voordelen ook gewoon in de ib-sfeer bij X belast hadden kunnen worden. De aansprakelijkstelling is echter ten aanzien van diverse punten niet correct. Twee optiecontracten zijn namelijk buiten het bewuste heffingstijdvak toegekend. Voorts is door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat alle betreffende leningen door de werkgever zijn kwijtgescholden. Met betrekking tot een aantal optiecontracten is bovendien aannemelijk geworden dat wel is voldaan aan de voorwaarden voor de forfaitaire (7,5%) waardering. Het beroep van X is deels gegrond. De aansprakelijkstelling wordt verminderd tot € 164.309.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Invordering

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 13 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen