Staatssecretaris Van Rij van Financiën acht het niet noodzakelijk dat het overgangsrecht in de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM wordt uitgebreid.

Dat schrijft de staatssecretaris naar aanleiding van vragen van het Tweede Kamerlid Vermeer (BBB) over het overgangsrecht in de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM. Overgangsrecht op het punt van rechtstreeks uitbetalen is niet noodzakelijk volgens de staatssecretaris. Het recht op wettelijke vergoedingen - zowel voor als na de onderhavige wetswijziging - is namelijk bedoeld toe te komen aan de belanghebbende in wiens naam procedures worden gevoerd en niet aan diens rechtsbijstandverlener. Privaatrechtelijke afspraken doen daaraan niet af. Het niet voorzien in overgangsrecht op het punt van rechtstreeks uitbetalen maakt geen inbreuk op de rechten van belanghebbenden, maar versterkt juist hun informatiepositie. Ook wordt door middel van rechtstreeks uitbetalen de betrokkenheid van belanghebbenden vergroot, aldus de staatssecretaris.

Lees ook het thema Wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM (36427).

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 19a

Wet waardering onroerende zaken 30a

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 5 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

366

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen