Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat rechtbank Den Haag het onderzoek kon sluiten, zonder partijen verder nog in de gelegenheid te moeten stellen stukken over te leggen. De rechtbank heeft namelijk geen vragen gesteld en alleen wanneer de rechtbank vragen zou stellen, zouden partijen de gelegenheid krijgen om op elkaars antwoorden te reageren.

X heeft ter zake van haar werkzaamheden verschillende vorderingen op verschillende debiteuren, waaronder op B. De afwaardering van een aantal van die vorderingen is in 2013 door de inspecteur geaccepteerd, maar de afwaardering van andere vorderingen in 2014 niet. De zaak is in eerste aanleg – met instemming van X – schriftelijk behandeld. Bij brief van 27 november 2020 heeft Rechtbank Den Haag partijen bericht dat hij zich voldoende voorgelicht acht om uitspraak te kunnen doen. De rechtbank sloot daarop het onderzoek.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat uit de correspondentie duidelijk volgt dat de rechtbank eventueel schriftelijk vragen zou kunnen stellen, en dat alleen wanneer dat zou gebeuren partijen de gelegenheid zouden krijgen om op elkaars antwoorden te reageren. De rechtbank heeft echter geen vragen gesteld en kon daarom het onderzoek sluiten, zonder partijen verder nog in de gelegenheid te moeten stellen stukken over te leggen. Het hof oordeelt verder dat X aan de acceptatie door de inspecteur van de afwaardering van vorderingen in 2013 van andere debiteuren redelijkerwijs niet het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de afwaardering van de geheel andere vorderingen op B in 2014 ook zou worden geaccepteerd. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

5

Gerelateerde artikelen