Belanghebbende, X, heeft een ambtshalve vastgestelde aanslag opgelegd gekregen plus een verzuimboete wegens het niet doen van een aangifte. Bij uitspraak op bezwaar is de inspecteur gedeeltelijk aan het bezwaar van X tegemoet gekomen en is de verzuimboete verminderd tot een boete wegens een vierde verzuim. Rechtbank Den Haag oordeelt de X er niet in is geslaagd overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. De enkele stelling van X dat de Minister van Veiligheid en Justitie heeft bepaald dat Joodse tegoeden zijn vrijgesteld van belastingheffing en heeft verklaard dat fictieve rendementen onbelast moeten blijven, is daartoe onvoldoende.
Hof Den Haag (MK I, 19 juni 2013, BK-12/00066, V-N Vandaag 2013/1876) bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof oordeelt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan en dat het ambtshalve voor 2007 vastgestelde inkomen uit werk en woning en uit sparen en beleggen berust op een redelijke schatting. Met de renseignementen heeft de inspecteur het in aanmerking genomen inkomen voldoende onderbouwd. Het bewijsaanbod schuift het hof terzijde omdat het te weinig is gespecificeerd. Het hof acht de opgelegde verzuimboete passend en geboden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst par.21
Algemene wet inzake rijksbelastingen 8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e en 67a