Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat geen recht bestaat op renteaftrek, maar dat de inspecteur deze desondanks wel heeft geaccepteerd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

X en zijn echtgenote wonen sinds 2007 in een garage die is omgebouwd tot een zelfstandige woonunit met alle benodigde woonvoorzieningen. X koopt in mei 2014 de woning ,waarin zijn vader woont. Voor de verbouwing van deze woning sluiten X en zijn echtgenote in mei 2015 een lening af. In zijn aangifte IB/PVV 2015 claimt X € 1984 renteaftrek. Hij geeft geen box 3-inkomen aan. De inspecteur verhoogt het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen met € 2368 in verband met de woning, waarin X’ vader woont. In geschil is of de aanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2022/18.1.1) oordeelt dat X geen recht heeft op renteaftrek, maar dat de inspecteur deze desondanks wel heeft geaccepteerd. De woning waarin X’ vader woont, kwalificeert niet als eigen woning in box 1. Die woning neemt de inspecteur terecht en tegen de juiste waarde op in de rendementsgrondslag van box 3. De in mei 2015 aangegane financiering kan daarin niet worden meegenomen, maar ook deze heeft de inspecteur desondanks in aanmerking genomen bij het opleggen van de aanslag. De aanslag is derhalve eerder naar een te laag bedrag dan naar een te hoog bedrag vastgesteld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.3

Wet inkomstenbelasting 2001 3.120

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

8

Gerelateerde artikelen