Rechtbank Noord-Holland oordeelt uiteindelijk, na een uitgebreide onderbouwing, dat X bv recht heeft op een aanvullende aftrek van € 1,5 mln voor rentelasten en van € 2,7 mln voor transactie- en financieringskosten. De aanvullende aftrek ziet op rente op een schuld van X bv voor zover die is aangewend voor de herfinanciering van bestaande schulden.

Maatschappij, een Zweedse private equity-maatschappij, wil in 2012 investeren in bedrijf 1 nv. Het plan is om via een financiering door diverse banken en enkele ondernemingen de aandelen in bedrijf 1 nv te laten kopen door belanghebbende, X bv, een dochtervennootschap van maatschappij. Op 27 december 2012 verkoopt bedrijf 1 nv haar belang in haar dochtermaatschappij bedrijf 2 bv aan X bv. Ook bedrijf 1 nv verstrekt een lening aan X bv. In geschil is de aftrekbaarheid van de rente van in totaal € 7,7 mln over het jaar 2012/2013. Het betreft de rente op de investor loans (€ 5,4 mln), de vendor loan (€ 600.000), en de intercompany-loans (€ 1,7 mln). Daarnaast is de omvang van de aftrek van transactie- en financieringskosten in geschil. De inspecteur legt een VPB-aanslag naar een belastbaar bedrag van € 9,5 mln op aan X bv, maar verlaagt dat na bezwaar naar € 3,3 mln.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt uiteindelijk, na een uitgebreide onderbouwing, dat X bv recht heeft op een aanvullende aftrek van € 1,5 mln voor rentelasten en van € 2,7 mln voor transactie- en financieringskosten. De aanvullende aftrek ziet op rente op een schuld van X bv voor zover die is aangewend voor de herfinanciering van bestaande schulden. De rechtbank vermindert de VPB-aanslag 2012/2013 tot nihil en stelt het verlies vast op € 917.018. De rechtbank overweegt daarbij onder andere dat:

  • de IC-loans civielrechtelijk, en in beginsel dus ook fiscaalrechtelijk, geldleningen zijn;
  • het bepaalde in art. 10 lid 1 onderdeel d Wet VPB 1969 niet van toepassing is;
  • de leningen niet onder zodanige voorwaarden zijn aangegaan dat deze feitelijk functioneren als eigen vermogen;
  • renteaftrek op de leningen ook niet kan worden geweigerd op grond van art. 8 en 8b Wet VPB 1969 en de daarop gebaseerde jurisprudentie;
  • X bv ten aanzien van enkele leningen slaagt in het tegenbewijs van art. 10a lid 3 onderdeel a Wet VPB 1969 dat er zakelijke redenen zijn voor de financiering, zodat de aftrekbeperking van art. 10a Wet VPB 1969 niet van toepassing is;
  • X bv er niet in slaagt om aannemelijk te maken dat aan een interne verhanging binnen de groep in overwegende mate zakelijke redenen ten grondslag liggen;
  • de rente op de IC-loans in beginsel in aftrek wordt beperkt door de toepassing van art. 10a Wet VPB 1969;
  • voor een rentecorrectie op grond van art. 10d Wet VPB 1969 geen reden is;
  • X bv weliswaar in fraudem legis heeft gehandeld, maar dus nog wel recht heeft op aftrek van een deel van de kosten.

Lees ook het thema Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8b

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

43

Gerelateerde artikelen