De Hoge Raad oordeelt bij wijze van eindbeslissing dat Eurobolt bv geen antidumpingrechten is verschuldigd omdat het HvJ EU de betreffende EU-verordening inmiddels ongeldig heeft verklaard. De antidumpingrechten moeten worden terugbetaald met een vergoeding voor gederfde rente.

Eurobolt bv handelt in metalen bevestigingsmiddelen. In 2009 zijn EU-antidumpingrechten ingesteld voor de invoer van dergelijke producten uit de Volksrepubliek China. In 2010 plaatst Eurobolt vervolgens dergelijke inkooporders in Maleisië. In 2011 zijn de antidumpingrechten uitgebreid voor metalen bevestigingsmiddelen die vanuit Maleisië worden verzonden. In geschil zijn de aan Eurobolt gerichte uitnodigingen tot betaling van antidumpingrechten van € 587.802. Volgens Hof Amsterdam is de uitbreiding van de antidumpingrechten rechtsgeldig. Na prejudiciële vragen (HR 10 november 2017, 15/04667, BNB 2018/163) oordeelt het Hof van Justitie EU (3 juli 2019, C-644/17) echter dat bij de uitbreiding procedureregels zijn geschonden. Eurobolt had zich namelijk vooraf bij de Europese Commissie als belanghebbende aangemeld. In die hoedanigheid reageerde zij op 13 juni 2011 schriftelijk op de voorlopige bevindingen van een EC-onderzoek. Het raadgevend comité kwam vervolgens op 15 juni 2011 bijeen, zonder echter dat deze door de EC op de hoogte waren gesteld van de reactie van Eurobolt.

De Hoge Raad oordeelt dat Eurobolt geen antidumpingrechten is verschuldigd omdat het HvJ EU de betreffende EU-verordening inmiddels ongeldig heeft verklaard. De uitnodigingen tot betaling worden daarom vernietigd. De rechten moeten worden terugbetaald met een vergoeding voor gederfde rente. Voor de vergoeding voor gederfde rente moet het rentepercentage worden gehanteerd zoals dat krachtens artikel 6:120, lid 1, BW is vastgesteld, de wettelijke rente. De wettelijke rente moet op grond van artikel 6:119, lid 2, BW samengesteld worden berekend. Het Unierechtelijke beginsel van gelijkwaardigheid eist echter dat de regeling voor de vergoeding voor gederfde rente niet ongunstiger mag zijn dan de regeling die geldt voor soortgelijke aan het nationale recht ontleende rentevorderingen. De aard van de onderhavige vordering tot vergoeding voor geleden schade komt overeen met die van de vordering tot vergoeding van het rentenadeel dat ontstaat als het gaat om terugbetaling van rijksbelastingen die in strijd met het Unierecht zijn geheven en betaald. Volgens artikel 28c IW geldt voor die laatstbedoelde vordering dat invorderingsrente enkelvoudig wordt berekend over hetzelfde tijdvak en op dezelfde grondslag als die waarover de vergoeding voor gederfde rente wordt berekend. Het daarvoor geldende rentepercentage kan op grond van artikel 29 IW hoger zijn dan het rentepercentage zoals dat krachtens artikel 6:120, lid 1, BW is vastgesteld. Indien als gevolg daarvan de over de volle periode volgens artikel 28c IW gelezen in samenhang met artikel 29 IW berekende rente hoger is dan die met toepassing van de wettelijke rente wordt berekend, moet toepassing van laatstbedoelde regeling wijken vanwege het Unierechtelijke beginsel van gelijkwaardigheid. Het cassatieberoep van Eurobolt is gegrond, met dien verstande dat zij vergeefs vergoeding van haar werkelijke proceskosten claimt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 29

Invorderingswet 1990 28c

Burgerlijk Wetboek Boek 6 6:120

Burgerlijk Wetboek Boek 6 6:119

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 december

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen