Staatssecretaris Snel van Financiën stuurt de Eerste Kamer de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2021. Snel reageert op vragen van de Eerste Kamerleden en de NOB.

Hij gaat onder meer in op de situatie, waarbij een rentebetaling door een in Nederland gevestigde inhoudingsplichtige wordt toegerekend aan een in Nederland gelegen vaste inrichting van een lichaam gevestigd in een laagbelastende jurisdictie. De NOB vraagt om in dit verband toe te lichten waarom het heffen van niet-verrekenbare bronbelasting in deze situatie op zijn plaats is. Gezien het doel van de voorgestelde Wet bronbelasting 2021, de verwachting dat de betreffende rente- en royaltybetalingen geheel zullen worden verlegd of ophouden te bestaan en het feit dat het voorkomen van de genoemde cumulatie het heffen van bronbelasting complexer zou maken, heeft het kabinet ervoor gekozen niet te regelen dat de bronbelasting verrekenbaar is met of aftrekbaar is in de vennootschapsbelasting.

Verder merkt Snel op dat het belangrijk is dat de belastingadviessector zich maatschappelijk verantwoord opstelt. Snel zet zich graag in om stappen tot (vrijwillige) zelfregulering van het bedrijfsleven en de belastingadviessector in de vorm van een tax governance code te faciliteren die uitdrukking geeft aan hun besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 2 december

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen