Hof Arnhem-Leeuwarden kent aan Rijnvarende X een aftrek op grond van de werkkostenregeling toe. De inspecteur heeft zich namelijk, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, op het standpunt gesteld dat X daar recht op heeft.

Belanghebbende, X, is werkzaam in het internationaal vervoer over de Europese binnenwateren. Vanaf 1 januari 2009 tot 6 juli 2009 werkt X in loondienst voor het Zwitserse A en vanaf 6 juli 2009 - 31 december 2012 voor het Luxemburgse B. In geschil is of terecht Nederlandse PVV zijn geheven over de perioden 24 juli 2009 - 31 december 2009 en 1 januari 2011 - 31 december 2012. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de verzekeringsplicht correct heeft vastgesteld en kent een ISV van € 6000 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep is in geschil of recht bestaat op toepassing van de werkkostenregeling (art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001) en of de ISV correct is vastgesteld.

Hof Arnhem-Leeuwarden kent aan Rijnvarende X een aftrek op grond van de werkkostenregeling toe. De inspecteur heeft zich namelijk, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, 21/01854 (V-N 2022/26.5), op het standpunt gesteld dat X daar recht op heeft. Ten aanzien van de ISV oordeelt het hof dat de rechtbank deze terecht heeft bepaald op € 6000. De overschrijding van de gehele procedure bedraagt namelijk ongeveer bijna zes jaren. Ook heeft X nog recht op een proceskostenvergoeding. Het hof verwerpt daarbij de stelling van de inspecteur dat X er voor heeft gekozen om de werkkostenregeling niet toe te passen. Volgens het hof lijkt het er eerder op dat de inspecteur art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001 niet heeft toegepast, omdat hij (ten onrechte) meende dat X daarop geen recht had.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.84

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

10

Gerelateerde artikelen