De heer X exploiteert een autosloperij. In 2001 wordt door de politie op de sloperij een groot aantal gestripte chassis, motorblokken en onderdelen aangetroffen die van diefstal afkomstig zijn. X is inmiddels door de strafrechter veroordeeld wegens opzetheling. Voor de omzetbelasting maakt X gebruik van de globalisatieregeling. In geschil is de aan X opgelegde naheffingsaanslag en de vergrijpboete van € 10.687. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X zich bediende van valse inkoopfacturen. De boete wordt vanwege het overschrijden van de redelijke termijn verminderd tot € 6.487. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem oordeelt dat de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden door na de eerdere terugverwijzing (zie 06/00069) en voorafgaand aan de hoorzitting te kennen te geven dat deze nagenoeg geen zin heeft omdat hij zijn standpunt toch niet zal herzien. Dit is namelijk in strijd met de heroverwegingsfunctie van het horen in de bezwaarfase. Aangezien X echter kennelijk niet opnieuw een terugwijzing van de zaak naar de inspecteur wenst, worden de overige geschilpunten normaal behandeld. Het hoger beroep van X is voor het overige ongegrond. De rechtbank is namelijk ten aanzien van de bewijslastverdeling terecht uitgegaan van de juistheid van het door het Bureau Financiële Ondersteuning (BFO) van de politie opgemaakte rapport over de valsheid van de facturen. Het maakt voorts niet uit dat de Belastingdienst een conservatoir beslag heeft laten vervallen om het CJIB een ontnemingsvordering op X te laten innen. Dit kan bij X redelijkerwijs niet de indruk hebben gewekt dat de inspecteur de aanslag zou vernietigen. Voorts is het aan voorwaardelijk opzet van X wijten dat te weinig omzetbelasting is betaald.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen
Instantie: Hof Arnhem
Editie: 13 februari