Oom heeft X in 2017 bij notariële akte van schuldigerkenning € 50.000 geschonken en verplicht zich tot het jaarlijks betalen van 6% rente. Het schuldig erkende bedrag is te allen tijde aflosbaar maar pas opeisbaar bij zijn overlijden. Bij zijn faillissement, surseance van betaling, onder curatele stelling of het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen is de schenking direct opeisbaar. In die situaties kan oom de schenking ook herroepen. X ontvangt in 2019 een aanslag schenkbelasting van € 14.361. In bezwaar stelt zij dat de schenking pas belast is na het overlijden van de oom, dan wordt het bedrag immers uitgekeerd. Het is mogelijk dat er op dat moment onvoldoende vermogen is of dat de schenking is herroepen. X stelt verder dat het een onzekere vordering betreft die geen waarde heeft. Ook is het geschonkene volgens X al eerder in de inkomstenbelasting en erfbelasting betrokken.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de schenking onder schuldigerkenning aan X kan worden beschouwd als een schenking onder ontbindende voorwaarde. De schenkbelasting is verschuldigd op het moment van de schenking Daar waar de wetgever heeft voorzien in een verkrijging onder opschortende voorwaarde (art. 1, lid 9 Sw) is het spiegelbeeld niet bij wet geregeld. Er is geen sprake van een onzekere vordering omdat de oom financieel in staat is het geldbedrag daadwerkelijk uit te keren. Er is een reële verwachting dat X de schenking zal ontvangen. Alleen als één van de onzekere gebeurtenissen plaatsvindt vervalt de aanspraak. De oom betaalt ook daadwerkelijk 6% rente per jaar waardoor er geen aanleiding is de schenking lager te waarderen dan het nominale bedrag. Dat het geschonken bedrag al eerder in belastingheffing is betrokken doet hier niet aan af omdat er sprake is van verschillende belastbare feiten.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 9 maart