De Staatssecretaris van Financiën beantwoordt Tweede Kamervragen over de APA-/ATR-praktijk die gesteld zijn naar aanleiding van het WOB-verzoek om inzage te geven in interne documenten van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst die betrekking hebben op de APA-/ATR-praktijk.

De Staatssecretaris van Financiën beantwoordt Tweede Kamervragen over de APA-/ATR-praktijk die gesteld zijn naar aanleiding van het WOB-verzoek om inzage te geven in interne documenten van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst die betrekking hebben op de APA-/ATR-praktijk. Voorafgaand aan zijn beantwoording vat hij de hoofdpunten samen: Hij laat zien hoe de rulingpraktijk in de loop der jaren veranderd is en hij gaat in op de rol die het APA-/ATR-team vervult bij het verlenen van zekerheid vooraf. Ook gaat hij nader in op de meest voorkomende verschijningsvormen van rulings. Bij zijn beschouwing merkt hij op dat er aan het huidige Nederlandse APA-/ATR-beleid niets geheimzinnigs is. Het gaat om de toepassing van hetzelfde wettelijk kader als bij het vaststellen van een aanslag achteraf.

De vragen die de staatssecretaris beantwoordt betreffen de volgende onderwerpen:

  1. De rulingpraktijk

  2. De diverse verschijningsvormen van de rulings

  3. De aantallen afgegeven APA's en ATR's

  4. De informatieuitwisseling over rulings

  5. Overige vragen

Met betrekking tot de verschijningsvormen stelt de staatssecretaris dat de internationale ontwikkelingen in OESO- en EU-verband invloed hebben op een aantal verschijningsvormen van de rulings. Zo wordt met ingang van 1 januari 2016 als gevolg van een aanpassing in de Moeder-dochterrichtlijn geen zekerheid vooraf meer gegeven op het van toepassing zijn van de deelnemingsvrijstelling op vergoedingen die worden ontvangen op hybride leningen.

[Nieuwsbron][Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Internationaal belastingrecht

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 19 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen