De gemeenteraad van de Oostenrijkse stad Linz besluit in 2004 om het onroerendgoedvermogen van de stad af te splitsen naar Immobilien Linz GmbH en Immobilien Linz KEG en deze ondernemingen te belasten met het dagelijkse vermogensbeheer. Tevens werd besloten dat Linz vanaf boekjaar 2005 een jaarlijks bedrag als vennoot aan deze vennootschappen zou betalen. De hoogte van de bijdrage zou ieder jaar worden geraamd in het begrotingsvoorstel. In 2005 verbindt de stad Linz zich ertoe om, als vennoot, Immobilien Linz een bedrag uit te keren ter aanzuivering van haar verliezen. Ten aanzien van het in 2006 betaalde bedrag stelt de Oostenrijkse fiscus dat kapitaalrecht is verschuldigd. De Oostenrijkse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld. Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de overneming van de verliezen van een vennootschap door de stad Linz, als vennoot van de vennootschap, ter uitvoering van een verbintenis die de stad Linz vóór het ontstaan van die verliezen is aangegaan en die enkel de aanzuivering van deze verliezen dient te verzekeren, niet tot vermeerdering van het vennootschappelijk vermogen van die vennootschap leidt. Het HvJ EU overweegt hierbij dat de verbintenis is aangegaan vóór de vaststelling van de verliezen van de vennootschap. Dit leidt er volgens het HvJ EU toe dat de resultaten van de economische activiteit van de vennootschap geen invloed zullen hebben op haar economisch potentieel.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie