Advocaat-generaal Niessen concludeert dat de boete ten onrechte is opgelegd voor zover deze ziet op de periode vóór 25 mei 2012. In de conclusie waarnaar X bv verwijst wordt namelijk betoogd dat de crisisheffing in strijd is met art. 1 EP EVRM voor zover zij terugwerkt tot vóór 25 mei 2012.

X bv verleent en verstrekt adviezen. Haar salarisadministratie en HR-services heeft ze uitbesteed. Omdat X bv de door haar verschuldigde crisisheffing over het tijdvak maart 2013 niet (tijdig) betaalt, legt de inspecteur een naheffingsaanslag op met een boete van € 4920. Volgens X bv is de crisisheffing in strijd met art. 1 EP EVRM. Verder is ze het ook niet eens met de opgelegde boete, omdat haar standpunt pleitbaar is. X bv gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Niessen concludeert dat de boete ten onrechte is opgelegd voor zover deze ziet op de periode vóór 25 mei 2012. De A-G merkt daarbij op dat in de conclusie waarnaar X bv verwijst (A-G Wattel, 18 juni 2015, nr. 15/00340, V-N 2015/38.12) wordt betoogd dat de crisisheffing in strijd is met art. 1 EP EVRM voor zover zij terugwerkt tot vóór 25 mei 2012. Nu de verzuimboete in dit geval ook ziet op loonbestanddelen van na 25 mei 2012 en het standpunt dat ook ná 25 mei 2012 geen aangifte in verband met de crisisheffing hoefde te worden gedaan, niet pleitbaar is, moet de boete pro rata worden verminderd. De A-G adviseert de Hoge Raad om de zaak te verwijzen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 18 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen