Mevrouw X krijgt in 2014 een schenking van € 5000 om haar studiekosten te betalen. De schenker is een stichting die tot en met 2013 de status van Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) had. In geschil is of X schenkbelasting is verschuldigd. De gemachtigde van X is tevens oprichter/secretaris-penningmeester van de stichting. Eind 2013 is haar ANBI-status ingetrokken, omdat zij vanaf 2014 geen gegevens via internet openbaar wil maken. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is de schenking belast, ondanks dat vergelijkbare schenkingen van ouders die de studiekosten van hun kinderen betalen en kwijtscheldingen door de overheid van studieschulden niet in de heffing worden betrokken. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de vraag of de Successiewet 1956 billijk en redelijk is uitsluitend aan de wetgever is voorbehouden. De belastingrechter mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet beoordelen. Ten aanzien van de schenking kan het hof X niet volgen in haar betoog dat zij geen schenking kan ontvangen omdat zij geen schulden kan aangaan. Immers, het aangaan van een schuld betekent dat men een verplichting aangaat tot terugbetaling. Het ontbreken van een dergelijke verplichting is een wezenskenmerk van de schenking. Volgens de vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is belastingheffing te beschouwen als aantasting van het eigendomsrecht. Elke aantasting hierop moet in overeenstemming zijn met het nationale recht (lawfulness) en een legitiem doel van algemeen belang (legitimate aim) dienen. De wetgever heeft deze marge niet overschreden met de invoering van de toepasselijke SW-bepalingen. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 13 juni