Belanghebbende, mevrouw X, is een BIG-geregistreerde tandarts en bezit 50% van de aandelen in een tandartsenpraktijk-bv. De overige aandelen zijn - via een bv - in handen van de familie B. X is naast haar tandartswerkzaamheden slechts verantwoordelijk voor de operationele bedrijfsvoering van de bv. Vanuit haar eenmanszaak stuurt X facturen aan de bv voor honoraria en verhuur medische inventaris. Vanaf 2009 least X namelijk diverse medische apparatuur, die zij vervolgens verhuurt aan de bv. In geschil is of X in haar IB-aangifte over 2010 terecht alle ondernemingsfaciliteiten claimt. Volgens de inspecteur is X in loondienst bij de bv. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X in wezen slechts één opdrachtgever heeft die de klanten werft en behoudt en aldus X in staat stelt haar opbrengsten te genereren (zie HR 16 september 1992, 27.830, V-N 1992/3159). X is dus gen ondernemer. X gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat X onvoldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van de bv en dat zij geen ondernemersrisico loopt. Het maakt niet uit dat X haar werkzaamheden als tandarts naar eigen inzicht uitvoert, noch dat de hoogte van de honorarium varieert omdat deze afhankelijk is van de omzet van de bv. X mag ook niet afschrijven op de lease-apparatuur. Uit de huurovereenkomst blijkt namelijk dat de werkings- en onderhoudskosten en het risico van tenietgaan geheel voor rekening van de bv komen. X heeft dus niet de economische eigendom van de apparatuur. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2