Aan belanghebbende, X, is een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd over het jaar 2004 nadat hij vrijwillig openheid van zaken heeft gegeven over een verzwegen bankrekening in Zwitserland. In geschil is onder meer de ontvankelijkheid van het bezwaar van X tegen deze aanslag en de bevoegdheid van belastingambtenaar [C] tot het instellen van hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelt dat X niet is benadeeld door het feit dat het mandaatbesluit, dat onder meer bepaalt welke ambtenaren van de Belastingdienst bevoegd zijn om hoger beroep in te stellen, niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dit betreft de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003. Dit formele gebrek met betrekking tot de bekendmaking heeft dan ook geen gevolgen voor de bevoegdheid van belastingambtenaar [C] tot het instellen van hoger beroep. Het per 1 januari 2013 ingevoerde nieuwe besturingsmodel van de Belastingdienst, gepubliceerd op 11 maart 2013 in Staatscourant 2013, 6465, brengt niet mee dat [C] op 8 maart 2013 niet bevoegd was hoger beroep in te stellen. Die interne organisatieaanpassing van de Belastingdienst en de daaruit voortvloeiende wijziging van de ressorteringsbepalingen doen geen afbreuk aan de bevoegdheden die ten tijde van het instellen van het hoger beroep aan [C] als landelijk bevoegd inspecteur waren toegekend (vgl. HR 14 juni 2013, nr. 12/02697, BNB 2013/185, V-N 2013/17.4). De Hoge Raad oordeelt dat ook het oordeel van het hof over de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van X in stand kan blijven. Het cassatieberoep van X is derhalve ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Algemene wet bestuursrecht 3.42