Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur het bezwaar tegen de BTW-naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hetgeen X bv aanvoert doet er niet aan af dat het stellen van een fatale bezwaartermijn een bewuste keuze van de wetgever is geweest.

In verband met het optreden van artiesten in haar uitgaansgelegenheden int X bv entreegeld dan wel garderobegeld. Omdat volgens haar sprake is van het toegang verlenen tot een muziekuitvoering, en dus het verlaagde BTW-tarief van toepassing is, dient X bv een negatieve suppletie voor het jaar 2015 in. De inspecteur legt vervolgens een BTW-naheffingsaanslag op aan X bv. Het daartegen gemaakte bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur het bezwaar tegen de BTW-naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hetgeen X bv aanvoert doet er niet aan af dat het stellen van een fatale bezwaartermijn een bewuste keuze van de wetgever is geweest. Toetsing aan het fiscale neutraliteitsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel dan wel het evenredigheidsbeginsel is niet aan de orde. Daarnaast wijst de rechtbank nog op haar uitspraak over de jaren 2016 en 2017 (V-N 2021/23.2.5), waarvoor wel tijdig bezwaar is gemaakt. In die uitspraak besliste de rechtbank dat X bv niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van het verlenen van toegang tot een muziekuitvoering. De naheffingsaanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 24 augustus

25

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen