Belanghebbende, X bv, gaat in beroep tegen een naheffingsaanslag dividendbelasting 2005 van bijna € 660.000. De inspecteur legt zich neer bij het standpunt van X bv dat de naheffingsaanslag buiten de termijn van artikel 20, lid 3, AWR en dus te laat is opgelegd. In geschil blijft over de vraag of X bv recht heeft op een vergoeding van de integrale proceskosten in de beroepsfase. Rechtbank Den Haag stelt vast dat bijzondere omstandigheden die nopen tot het toekennen van integrale proceskostenvergoeding, zich niet voordoen. De rechtbank is het niet met X bv eens dat de inspecteur met het opleggen van de naheffingsaanslag buiten de aanslagtermijn 'in vergaande mate' onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank kent X bv een forfaitaire proceskostenvergoeding toe van € 974.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20