In maart 2008 maakt belanghebbende (X) € 250.000 over naar de bankrekening van A bv. Belanghebbende komt hierbij met zijn broer (B) overeen dat B de aandelen A bv om niet aan belanghebbende overdraagt, dat B meewerkt aan de overdracht en dat hij belanghebbende onherroepelijk machtigt om de overdracht zo spoedig mogelijk te bewerkstelligen. Een en ander vervalt na terugbetaling van het geleende bedrag. A bv is in augustus 2008 in staat van faillissement verklaard. Belanghebbende verantwoordt in zijn IB-aangifte 2008 een verlies van € 252.893 als resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen. De inspecteur corrigeert deze aftrek. In geschil is of belanghebbende in maart 2008 een aanmerkelijk belang in A bv heeft verkregen. Rechtbank Breda oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat waardeveranderingen van 5% of meer in het geplaatste kapitaal van A bv voor zijn rekening en risico kwamen. De aanslag blijft in stand.
Hof 's-Hertogenbosch (MK IV, 28 oktober 2011, 11/00044, V-N 2012/12.2.1) oordeelt dat de (voorgenomen) overdracht van de aandelen slechts strekte tot zekerheid van terugbetaling van de geldlening van € 250.000. Op grond van de tekst van de overeenkomst en de verklaring die belanghebbende daarover ter zitting heeft afgelegd, leidt het hof namelijk af dat er geen sprake is van een overeenkomst van koop en verkoop maar van een overeenkomst tot zekerheidstelling. Het hof acht daarbij ook van belang dat er geen prijs voor de aandelen is overeengekomen. Belanghebbende heeft geen aanmerkelijk belang verkregen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92