De heer X is houder van een Range Rover. X heeft de auto in april 2010 in Duitsland gekocht. Medio 2010 wordt de auto staande gehouden door de politie. De auto trekt op dat moment een aanhangwagen met boot. X is houder van de aanhangwagen. De auto is voorzien van valse Nederlandse kententekenplaten. X verklaart ook eigenaar te zijn van de boot en vanuit Cannes op weg naar huis te zijn. X heeft op dat moment een volledige ontzegging van de rijbevoegdheid en zit als bijrijder in de auto. In geschil is de BPM-naheffingsaanslag van € 7.198, alsmede de vergrijpboete van 100%. Rechtbank Haarlem stelt de inspecteur in het gelijk. Hof Amsterdam oordeelt dat de auto bij de controle namens X werd bestuurd en dat X dus op dat moment de feitelijke beschikkingsmacht had over de auto. Door de auto te voorzien van valse kentekenplaten is met listigheid en valsheid geprobeerd te bereiken dat geen BPM zou worden betaald. De boete van 100% is daarom passend en geboden. Volgens de Hoge Raad (4 april 2014, nr. 13/02935, V-N 2014/17.5) heeft het hof het gemotiveerde aanhoudingsverzoek van de gemachtigde van X ten onrechte zonder motivering afgewezen. Volgt verwijzing. Hof Den Haag oordeelt dat X is aan te merken als degene die de auto feitelijk ter beschikking stond en dat hij dus belastingplichtig is voor de BPM. X is van aanvang af volledig op de hoogte geweest van de BPM-regelgeving. Het is aan zijn opzet te wijten dat voldoening van BPM achterwege is gebleven. De na verwijzing door X herhaalde stelling dat de politie bij de wegcontrole geen chassisnummer heeft genoteerd, doet aan die vaststellingen niet af. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Den Haag