De heer X koopt in oktober 2014 een gebruikte kampeerwagen in Duitsland voor € 47.600 inclusief (Duitse) btw. De datum van eerste toelating van de auto is 15 april 2014. X dient een BPM-aangifte in en betaalt € 5.429. In geschil is of terecht een naheffingsaanslag is opgelegd van € 3.703. De daaraan ten grondslag liggende afschrijving (23,5%) is bepaald door middel van de forfaitaire tabel. Volgens de inspecteur mag X geen gebruik maken van een koerslijst op basis van de gesloten bestelauto. De afschrijving moet namelijk worden bepaald aan de hand van de waardedaling van de kampeerauto inclusief het recreatieve deel (zie HR 12 mei 2017, nr. 15/03459, V-N 2017/26.15).
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de goedkeuring van het Kaderbesluit (4 maart 2014, BLKB 2014/127M, V-N 2014/14.16) niet ziet op de afschrijving van de gesloten bestelauto, maar op het vaststellen van de bruto-BPM. Wanneer voor de afschrijving rekening wordt gehouden met een (bij benadering) reële waardevermindering van de kampeerauto is geen sprake van een discriminerende heffing. Het afschrijvingspercentage dat de inspecteur heeft gehanteerd, is niet op voorhand te laag of irreëel. Het staat X vrij om bewijs te leveren van de gestelde lagere handelsinkoopwaarde, bijvoorbeeld door middel van een taxatierapport of koerslijst voor kampeerauto's, maar dat heeft hij niet gedaan. Aangezien X een vooraankondiging van de naheffing heeft gekregen en hij er op kon reageren, is het EU-verdedigingsbeginsel niet geschonden. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 11 december