In het kader van het Rekeningenproject krijgt de inspecteur informatie waaruit blijkt dat belanghebbende, de heer X, in 1994 bankrekeningen had bij de KB Lux. X geeft dit toe, doch stelt dat dit (kortstondig) nodig was in verband met het ondernemen van zakelijke activiteiten in Luxemburg. Voor het overige verstrekt X geen concrete gegevens. Volgens X waren bij de KB Lux reeds eerder gegevens opgevraagd en het bleek niet mogelijk dit voor een tweede maal te doen. Aanvankelijk verklaart X ook een bankrekening in Zwitserland te hebben gehad, doch trekt deze verklaring later weer in. In geschil zijn diverse aan X opgelegde navorderingsaanslagen, alsmede de 100% verhogingen en boetes (hierna boetes). Rechtbank Haarlem vernietigt de IB/PVV-aanslagen over 1996 en 1997, vermindert de overige aanslagen en matigt de boetes met 15% vanwege omkering van de bewijslast en met 25% vanwege het overschrijden van de redelijke termijn. Partijen gaan in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat X heeft verzuimd bij KB Lux gegevens op te vragen en dat de inspecteur hieraan voor zijn schattingen de conclusie mocht verbinden dat de rekeningen ook na 1994 nog werden aangehouden. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat KB Lux op verzoek van rekeninghouders volledige gegevens kan verstrekken over het verloop van door hen gehouden rekeningen tot maximaal 10 jaar terug. Het summiere gegeven waarover de inspecteur beschikt, zijnde het saldo van f 65.000 (€ 29.495) in 1994, is echter niet voldoende om daarmee de boetes voor alle jaren voldoende te kunnen motiveren. Aangezien de te handhaven boetes tot stand zijn gekomen na omkering van de bewijslast en de redelijke termijn is overschreden, worden deze gematigd zodat hiervan uiteindelijk 64% van de nagevorderde belasting resteert. Met betrekking tot de navordering van vermogensbelasting wordt de beslissing aangehouden, in die zin dat de inspecteur nieuwe berekeningen moet overleggen. Beide hoger beroepen zijn deels gegrond.