De heer X woont in Nederland en huurt bijna vier maanden lang een in Duitsland geregistreerde BMW. In december 2013 voldoet X € 835 aan BPM. Dit is berekend door de verschuldigde BPM op het tijdstip van aanvang van gebruik van de weg in Nederland (€ 10.939) te verminderen met het bedrag van teruggaaf bij het einde van de huurperiode (€ 10.104). Volgens X is de heffing desondanks in strijd met het EU-recht. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant verzet de EU-vrijheid van diensten zich niet tegen de heffing omdat rekening is gehouden met de duur van de huurovereenkomst. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat feitelijk slechts BPM wordt geheven die overeenstemt met de duur van de huurovereenkomst (zie HvJ EU 29 september 2010, nr. C-91/10, V-N 2010/59.27). De nog te verlenen exportteruggaaf mag namelijk direct worden verrekend met de verschuldigde BPM. Er hoeft dus (aanvullend) geen rekening te worden gehouden met het gebruik van de weg. Dit volgt uit punt 26 van dat arrest. De huidige wettelijke regeling is geen belemmering van de vrijheid van het dienstenverkeer of een andere verdragsvrijheid. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14b
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch