Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur ten onrechte een beschikking heeft afgegeven waarbij de dochter vanaf de aanvang van haar werkzaamheden als niet verzekerd wordt aangemerkt voor de werknemersverzekeringen.

Belanghebbende, X bv, is opgericht in 2000. Het aandelenkapitaal is gelijk verdeeld over haar directeur, de heer B, zijn zoon C en zijn dochter A. Sinds 1 januari 2002 werkt A als directie- en managementassistente voor X bv. Eind 2005 vraagt A bij het UWV vergeefs een WAZ-uitkering aan. Pas vanaf 1 januari 2008 is A in de loonadministratie opgenomen als verzekeringsplichtig. Vanaf 1 maart 2008 is A onafgebroken arbeidsongeschikt door diabetes. Haar aanvraag voor een WIA-uitkering wordt afgewezen, omdat de arbeidsongeschiktheid aantoonbaar aanwezig was bij aanvang van de verzekering. In 2011 vraagt X bv daarom om naheffingsaanslagen loonheffingen over 2006 en 2007 inzake de premies werknemersverzekeringen. In geschil is of de inspecteur dit terecht weigert. Rechtbank Den Haag oordeelt dat geen sprake is van verzekeringsplicht van X bv, aangezien zij niet aannemelijk maakt dat aan de voorwaarden voor een dienstbetrekking tussen haar en A is voldaan. De eigen gedragingen en het handelen naar buiten toe, zoals het niet aangeven en afdragen van premies leiden tot de conclusie dat X bv en A er ook steeds van zijn uitgegaan dat er geen dienstbetrekking is. X bv gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur ten onrechte een beschikking heeft afgegeven waarbij A vanaf de aanvang van haar werkzaamheden als niet verzekerd wordt aangemerkt voor de werknemersverzekeringen. A is vanaf 2002 gewoon in dienstbetrekking bij X bv. De werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorische verband van de onderneming van X bv en hebben een duurzaam karakter. Het werk van A geschiedt voor risico van X bv. A is gebonden aan vaste werktijden en krijgt een van te voren vastgesteld loon. De persoonlijke verhouding tussen A en B die haar aanstuurt, is weliswaar persoonlijk van aard, maar is op zichzelf geen beletsel voor een gezagsverhouding. De stelling van de inspecteur tijdens de zitting in hoger beroep dat de studie rechten van A haar belet om de werkzaamheden in dienstverband uit te voeren, is te laat ingenomen. Het beroep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 19 juni

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen