De Tsjechische vennootschappen Strojírny Prostějov a.s. en ACO Industries Tábor s. r. o. maken gebruik van in Slowakije gevestigde uitzendbureaus. Deze uitzendbureaus ontplooien via een in het Tsjechische handelsregister ingeschreven vestiging economische activiteiten in Tsjechië. Op grond van de Tsjechische wetgeving moeten Strojírny en ACO een voorheffing over het inkomen van de werknemers van de uitzendbureaus betalen. Uit een controle van de Tsjechische fiscus blijkt dat Strojírny en ACO deze voorheffing niet hebben betaald. Strojírny en ACO achten de voorheffing in strijd met het EU-recht, omdat de verplichting tot het betalen van de voorheffing op de dienstverrichter rust, als deze in Tsjechië is gevestigd. De Tsjechische rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Advocaat-generaal (A-G) Wathelet concludeert dat het in strijd met het EU-recht is dat Tsjechische vennootschappen een IB-voorheffing moeten betalen als zij gebruik maken van de diensten van een uitzendbureau dat niet in Tsjechië is gevestigd, terwijl dat niet het geval is als het uitzendbureau in Tsjechië is gevestigd. De A-G wijst er hierbij op dat, in de onderhavige zaak, de Tsjechische fiscus, dankzij het bestaan van een vestiging in Tsjechië, de belasting rechtstreeks van het uitzendbureau kan vorderen.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 56
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 14 februari